De werking van effectieve zonedekking uitgelegd – Deel 1

Er wordt in Nederland veel over zonedekking gesproken, maar geen team aan de Nederlandse top weet het effectief uit te voeren. Ook het recent zo succesvolle Ajax niet. De Oranje dames komen er nog het dichtste bij in de buurt, vooral met de achterste linie. Het beste voorbeeld zag ik bij het Napoli van trainer Maurizio Sarri in 2017. Nagenoeg perfect in sommige wedstrijden. Maar wat is nou effectieve zonedekking in detail? Enige tijd geleden zocht ik naar literatuur. Verder dan een korte uitleg aan de hand van wat voetbalprincipes door enkele trainers, kwam ik niet. Ik verklaar vanuit eigen inzichten, maar zeker onderbouwd, hoe zonedekking in optimale vorm werkt.

Achtergrond

Mijn kennis is opgebouwd door een combinatie van het lezen van analyses, buitenlands studiemateriaal doorspitten (gebaseerd op de Spaanse top), veel zelf analyseren, kijken naar goede voorbeelden, maar vooral logisch redeneren waarom zaken verdedigend misgaan en hoe het verbeterd kan worden vanuit het spelen in zones. Letterlijk kijken naar beelden en je afvragen waarom ontstaat er ergens ruimte of een doelkans? En dan terugkijken, nog eens en nog eens. Waar ging dat mis? Wat had die speler beter kunnen doen waardoor de ruimte niet was ontstaan? En altijd open blijven staan voor betere ideeën en visies die vooral logisch in elkaar steken. Maar ook luisteren naar spelers of speelsters en analyserend blijven kijken naar beelden en live wedstrijden.

De hoofdlijnen

Veel trainers praten tegenwoordig over basisprincipes. Het lijstje hieronder zijn géén basisprincipes. Het beschrijft meer wat zonedekking grofweg inhoudt.

  • Allereerst heeft zonedekking als doel te voorkomen dat een tegenstander kansen krijgt. Het is de bal weghouden uit de eindzone dichtbij en in de eigen 16-meter. Het doel is niet de bal afpakken, wel een mooie bijkomstigheid als het goed uitgevoerd wordt. Constante druk op de bal houden of deze willen veroveren is nagenoeg een tegenstelling tot zonedekking.
  • De zones die door spelers afgedekt moeten worden, verplaatsen zich met het spel van de tegenstander. Hoe is voor elke positie anders. In algemene zin kan men stellen dat de zone die een speler afdekt aan de kant is, ten opzichte van de as van het veld, waar de bal is: dus de kant waarop de speler zicht heeft (zie figuur 1). Het dekt echter niet 100% de lading.

Figuur 1. De vakken geven aan per verdediger wat de zone is waarvoor ze direct verantwoordelijk zijn als de bal bij tegenstander nummer 2 is. Het zijn de zones waar ze zelf zicht op hebben als ze gekeerd naar de bal staan. De ruimte in de rug is de verantwoordelijkheid van de medespeler achter hen.

  • Een team beweegt over het algemeen in zijn geheel met elkaar mee (zonder dat de formatie wordt aangetast) in dezelfde richting en houdt daarbij de onderlinge afstanden zoveel mogelijk in stand. Ook hier zijn wat uitzonderingssituaties te bedenken.
  • ls de bal bij een tegenstander in de eindzone (circa laatste 20 meter tot de achterlijn), dan vervalt de ‘plicht’ tot zonedekking rondom de bal. Daar is het voorkomen dat er geschoten kan worden en is druk op de bal noodzaak.
  • Onderlinge communicatie over wanneer en in welke richting te bewegen, overdracht van spelers, passlijnen dichtzetten, op lijn blijven en het duidelijk maken aan de ander welke verantwoordelijkheid de speler neemt, is zéér belangrijk.
  • Zonedekking die effectief wordt uitgevoerd, voorkomt dat er gaten ontstaan in de verdediging. Spelers stappen nooit ver uit (dekken nooit ver door).
  • Spelers moeten gaan beseffen dat de ruimte afdekken belangrijker is dan de ogenschijnlijk via de positie gekoppelde tegenstander.
  • Spelers blijven verdedigend in positie ten opzichte van de omringende medespelers en passeren hen nooit in breedte of lengte van het veld.
  • De meest ideale formatie in verdedigend opzicht om zonedekking in te spelen is 1-4-4-2. Elk ander systeem heeft meer of grotere nadelen dan dit.
  • De verdedigende formatie staat los van die in balbezit.

De bovenstaande essentie moet uitvoerig besproken worden met spelers en staf om het succesvol te maken. De coaches moeten het systeem goed zelf begrijpen, want bij een transitie volgen vragen van de spelers! Trainers moeten tijd besteden om de basis goed uit te leggen en te verifiëren of het team die basis begrijpt, maar ook of ze achter het systeem staan. Goed uitgevoerd, is het een garantie voor minder doelpunten tegen. En minder doelpunten tegen is een garantie voor een hogere klassering. Naast dat grootste en belangrijkste voordeel staat de organisatie vast en dat geeft op termijn zekerheid en rust. Verder hoeft er veel minder gelopen te worden. Wat ook erg prettig is: Het is nagenoeg onafhankelijk van de formatie van de tegenstander. Het is enkel wat accenten aanbrengen en wijzen (of beter bevragen) op wat iedere opstelling met zich mee kan brengen. De lastigere kant is dat het meer communicatie en discipline vereist. Maar dat laatste is met de juiste begeleiding spelers prima bij te brengen.

Onderlinge afstanden

Verdedigen (in de zone) is in de basis niet meer dan de ruimte en daarmee de tijd om te voetballen voor de tegenstander zo klein mogelijk maken. Dichtbij elkaar spelen zodat de opponent weinig tijd heeft om de bal aan te nemen en te passen. Maar bijvoorbeeld ook om het spelen tussen twee mensen door lastig te maken. Hoe kleiner de afstanden tussen spelers, hoe lastiger het is er tussendoor de passen zonder de kans op een onderschepping. Daarnaast moeten tegenstanders in de as van het veld voorin over de grond nagenoeg onbereikbaar worden gemaakt doordat de passlijnen daar naartoe dichtgezet worden.

In de breedte

Als ik goed geïnformeerd ben, zijn de velden in de Eredivisie 68×105 meter. De breedte van de 16-meter is 40,5 meter. Een cross- of breedtepass over 50 meter is bij 80km per uur ongeveer 2,2 seconden onderweg als de bal vlak gespeeld wordt. Tel daar de tijd die nodig is voor de balaanname bij op en de bal is nog wat langer onderweg voordat deze onder controle is. In die tijd kan een speler vrij gemakkelijk 15meter afleggen. Zeker als hij wat vooruit kijkt en anticipeert op het spel. Dit is allemaal informatie om in gedachten te houden bij het neerzetten van een verdediging.

Logisch geredeneerd is het de bedoeling spelers buiten de 16-meter te houden, ook in de breedte. Wanneer de tegenstander het spel direct verplaatst in de breedte, dan is het voldoende om met vier verdedigers en onderlinge afstanden van 10 meter te spelen. Dan is er 45 meter af te dekken doordat de beschreven 15 meter te overbruggen is tijdens de breedtepass van de tegenstander (de snelste manier van verplaatsen van het spel). Als het spel wat verder van de 16-meter is verwijderd, volstaat dat zeker. De afstanden onderling kunnen dan zelfs nog wat vergroot worden tot 12 meter. Komt het dichterbij en de bal is aan de zijkant van het veld, dan wordt het een ander verhaal. Daar volgt verderop wat meer over.

Basisprincipe 1: Zorg dat je in het gebied voor het eigen doel, altijd 3 verdedigers behoudt. De twee centrale verdedigers plus een back. Zij zijn normaal gesproken ook de beste verdedigers.

  • Onderzoek wijst uit dat dit noodzaak om voor het doel optimaal te verdedigen. Met twee mensen geef je tegenstanders te veel ruimte en kunnen ze te gemakkelijk te dicht bij het doel komen. Een middenvelder laten assisteren, betekent in principe een zwakkere verdediger posteren.

Dit eerste principe betekent een aantal zaken:

  • De vier verdedigers dekken buiten de laatste 20 tot 25 meter van het eigen doel nooit ver voorwaarts door en blijven met elkaar op een lijn. Stapt een verdediger wel door, dan zijn er op het hoogste niveau altijd tegenstanders die de ruimte achter hem direct pakken. Vandaar dat je niet uitstapt in zoneverdediging. Wat er wel moet gebeuren: Verdedigers coachen de passlijn dicht of dekken een klein stukje door en dragen dan over aan de man voor hen. Zie figuur 2 voor een uitleg.

Figuur 2. Als aanvaller 9 naar de bal toe beweegt en 4 volgt de tegenstander, ontstaat er direct ruimte achter hem. Blauw nummer 10 kan die ruimte bijvoorbeeld pakken. In zonedekking moet 4 blijven staan en de passlijn dicht coachen door nummer 8 naar links te dirigeren. Eventueel kan 4 klein stukje meelopen en ondertussen 8 laten zakken om de speler over te dragen. Je kunt zeggen dat 2, 3 en 5 de ruimte achter 4 dicht kunnen knijpen, maar dat biedt aan de zijkant dichtbij het doel tegenstanders veel ruimte. Het geeft onrust.

  •  Zijwaarts uitstappen door een back, wordt niet gecorrigeerd door een centrale verdediger (CV-er), maar door een middenvelder die tussen de CV-er en de back inzakt vóórdat er een aanvaller die ruimte kan pakken. Op deze manier kan de organisatie voor het doel met drie mensen in stand gehouden worden.

Dus tussen de drie mensen die in het centrum blijven staan, worden de afstanden op ongeveer 10 meter gehouden. De CV-ers komen in de breedte eigenlijk nooit buiten de 16-meter. De afstand tussen de back en de dichtstbijzijnde centrale verdediger kan wel groter zijn, maar daar behoort dan een middenvelder tussen te zakken. Zie figuur 3 voor een uitleg.

Figuur 3. Verdediger 5 stapt uit op aanvaller 7. Centraal moet de organisatie staande blijven. 8 moet daarom tussen 4 en 5 inzakken om de ruimte af te dekken. 10 neemt de plek van 8 over. Wordt de bal weer teruggespeeld, dan kan iedereen weer terug in de oorspronkelijke organisatie schuiven.

De middelste linie met vier mensen staat in principe ook met 10 meter tussen elkaar of als het spel wat verder van hen verwijderd is, kan het wat groter gemaakt worden naar 12 meter. Afhankelijk van de formatie van de tegenstander en de balsnelheid aan hun kant, valt te bezien wat nodig is. Daarnaast is het iets verder uit elkaar zetten handiger als je passlijnen naar eventuele buitenspelers dicht wilt zetten vanuit een back of centrale verdediger. Dat kun je doen met de buitenste middenvelders. Maak je het wat breder, dan is de noodzaak om intensief te kantelen wat minder groot, maar de ruimtes tussen de middenvelders worden wat groter. Maar als er van achteruit goed gecoacht wordt, dan is het middenveld in staat om de passlijnen dicht te houden. Ook in de middelste linie is het belangrijk om op lijn te blijven om diagonale passlijnen tussen de spelers door lastiger te maken. Een kleine stap voorwaarts kan al flinke gevolgen hebben in de mogelijkheden om tussen de linies een schuine inspeelpass te geven. Zie figuur 4.

Figuur 4. Als oranje speler 6 een klein stukje voorwaarts stapt, wordt de hoek van afspeelmogelijkheden voor de man met de bal, een stuk vergroot. Een extra reden om zo goed mogelijk op lijn te blijven spelen.

De twee voorste spelers zijn belangrijk om vooral de bal aan één kant te houden en het kantelen zo veel mogelijk te beperken. Als het spel vaak verlegd wordt in de breedte van het veld, moet het volledige team veel meters afleggen. Daarnaast is hun tweede taak de passlijn naar de verdedigende middenvelder(s), die gepositioneerd staan in de as van het veld, zo veel mogelijk dicht te zetten. Zij hebben dus niet een zone waarvoor ze verantwoordelijk zijn, maar krijgen een paar taken mee. Zij moeten dat onderling vooral goed afstemmen en bekijken hoe je het kantelen kunt beperken of vertragen én het inspelen van het middenveld in de as zoveel mogelijk kunt beperken. In dat laatste is coaching vanuit het middenveld weer belangrijk. Het is voor de spitsen ook belangrijk niet te ver uit elkaar te spelen, zodat ze passlijnen naar een verdedigende middenvelder afwisselend kunnen dichtzetten. Ze moeten dus niet te lang nodig hebben om dit aan elkaar over te dragen. Staan ze te ver uit elkaar, dan krijgen ze dat niet voor elkaar en zal er in het midden tussen hen ongewenste ruimte ontstaan in de as.

In de lengte van het veld

De afstanden tussen keeper, laatste linie, middenveld en de voorste twee zijn even zo belangrijk als de meters in de breedte. Het gehele team dient in zonedekking mee te bewegen met het spel van de tegenstander en de onderlinge afstanden in de lengte van het veld dienen daarbij zo veel als mogelijk in stand gehouden te worden. De rol van de keeper is zeer belangrijk met betrekking tot de ruimte achter de verdediging. Ook hierbij kan gerekend worden met balsnelheden en sprintafstanden. De sluitpost dient positie te kiezen zodat de bal niet onverwacht over hem heen gelegd kan worden, maar wel zo dat hij ballen kan oppikken die tussen hem en de verdediging vallen. Echter als de verdediging goed meebeweegt met het spel van de tegenstander, dan zullen die ballen er zeer beperkt zijn of ze zijn heel gemakkelijk op te pakken door de goalkeeper. 25 tot 30 meter tussen de achterhoede en de keeper lijkt de ideale afstand te zijn mits de zonedekking in het meebewegen met het spel goed functioneert. Daarover later meer.

Tussen de verdediging en de middelste linie is de afstand zoveel mogelijk hetzelfde (als de afstanden onderling in de breedte) onafhankelijk van waar de bal bij de tegenstander zich bevindt. Ook hier geldt dat 10 tot 12 meter tussen de linies ideaal is. Wordt het groter gemaakt dan krijgen spelers die goed tussen de linies spelen te veel tijd. Alleen als de bal in de eindzone is, moet de middelste linie de zoneverdediging loslaten als middenvelders van de tegenstander de laatste 20 meter binnen gaan. Dan geldt mandekking. Zoals eerder beschreven moet af en toe een middenvelder tussen de back en de centrale verdediger terugzakken.

Ook de afstand tussen de twee voorste spelers en de middelste linie moet niet te groot zijn, omdat er anders geen ondersteuning te verzorgen is voor deze spitsen in de ruimte achter hen. Het is dan gemakkelijker om middenvelders van de tegenstander in te spelen en het risico is dat middenvelders van het eigen team dan gaan doordekken en dat moet voorkomen worden. Bovendien krijgen ze, eenmaal bereikt, te veel tijd.

Samenvattend, afstanden in zonedekking

De onderlinge afstanden zijn een belangrijk eerste onderdeel waar een trainer mee aan de slag kan gaan. Doet men dat, dan gaan spelers vragen stellen: Moet ik nu wel of niet uitstappen, zijwaarts of voorwaarts? Vertellen wat een speler in die specifieke situatie moet doen, is mooi. De volgende situatie zal echter weer een klein beetje anders zijn. Het is daarom belangrijk dat er een uitleg gegeven wordt waarom er wel of niet uitgestapt kan worden in bepaalde situaties. Die uitleg moet toepasbaar zijn op meerdere situaties. Het moet spelers handvatten geven om situatie te herkennen en de juiste keuzes leren maken.

——-

In de volgende blogs worden onderstaande onderwerpen over zonedekking nog behandeld.

  • Meebewegen als team met het spel van de tegenstander. Wat gebeurt er?
  • Op lijn blijven spelen en waarom het zo belangrijk is.
  • Overdracht tegenstanders in lengte en breedte van het veld
  • De rol van de keeper