De werking van effectieve zonedekking uitgelegd – Deel 2

Wat is nou effectieve zonedekking in detail? Enige tijd geleden zocht ik naar literatuur. Verder dan een korte uitleg aan de hand van wat voetbalprincipes door enkele trainers, kwam ik niet. Ik doe een poging om uit te leggen hoe zonedekking in optimale vorm werkt. Hierbij het tweede deel.

Achtergrond

Mijn kennis is opgebouwd door een combinatie van het lezen van analyses, buitenlands studiemateriaal doorspitten (gebaseerd op de Spaanse top), veel zelf analyseren, kijken naar goede voorbeelden, maar vooral logisch redeneren waarom zaken verdedigend misgaan en hoe het verbeterd kan worden vanuit het spelen in zones. Letterlijk kijken naar beelden en je afvragen waarom ontstaat er ergens ruimte of een doelkans? En dan terugkijken, nog eens en nog eens. Waar ging dat mis? Wat had die speler beter kunnen doen waardoor de ruimte niet was ontstaan? En altijd open blijven staan voor betere ideeën en visies die logisch in elkaar steken.

Met de achterste linie op lijn blijven

De buitenspelregel is een prachtige manier om het veld te verkleinen. Daarvoor is het absolute noodzaak om op lijn te spelen. Waarom is dat achterin zo belangrijk? Op eigenlijk elk niveau (maar zeker op het hoogste) kan een halve meter verschil tussen de voorste en de achterste in de verdediging al ‘dodelijk’ zijn. Slimme spelers zien de ruimte en nemen de voorsprong die het biedt. De buitenspelers zien al snel of de achterste linie niet op lijn staat omdat zij meestal naar binnen kijken vanaf de zijkant van het veld. Zij kijken dus naar de achterste lijn van de tegenstander. In figuur 1 is een voorbeeld zichtbaar.

Figuur 1. Als er in het centrum iemand niet op lijn staat, in dit geval verdediger 3, dan zal die ruimte direct genomen worden door de buitenspeler. De directe tegenstander, de linksback, heeft vaak minder goed zicht op de situatie en gaat er niet zelden vanuit dat de rest op dezelfde hoogte staat. Het is dus direct een kwetsbare situatie.

Maar ook slimme spitsen zijn alert op gebiedjes die vrijkomen achter spelers die niet op lijn spelen. Of middenvelders, als de spits juist de ruimte creëert voor hen. Zie figuur 2 met een voorbeeld.

Figuur 2. Nummer 4 dekt door op nummer 10. Als de bal aan de zijkant terecht komt dan kan 9 de ontstane ruimte pakken achter nummer 4. Maar ook als de bal gestoken wordt door nummer 10 bijvoorbeeld, heeft de spits een voorsprong op zijn tegenstander.

In deel 1 belichtte ik nog een ander onderdeel van het niet op lijn staan. Diagonaal passen tussen de linies door wordt makkelijker achter de rug door van de persoon die naar voren stapt. Een paar meter uit de lijn stappen maakt diagonale passing gemakkelijker omdat de hoek al snel een flink stuk groter wordt.

Figuur 3. Nummer 4 dekt door op nummer 9. De hoek voor diagonale (steek-)passing achter de laatste linie wordt daardoor veel groter voor de nummer 10 aan de bal. De nummers 8 en 11 zouden daardoor makkelijker bereikt kunnen worden en in scoringspositie gebracht.

Waar het verreweg het meeste “fout” gaat, is op de back positie. Eind juli werd het door PSV tijdens de wedstrijd om de Johan Cruijff schaal getoond (Zie screenshot 1). Een back dekt door op een opkomende back van een tegenstander op grote afstand van het eigen doel. Je kunt je afvragen of op die positie druk op de bal überhaupt echt nodig is. Wat ik in deel 1 al schetste: in zonedekking gaat het niet om druk op de bal geven en deze af te pakken, maar om zones dicht te houden en de tegenstander te verleiden passes te geven naar plekken waar geen of nauwelijks ruimte of tijd is. Als een rechtsback van de tegenpartij op 45 meter diagonaal van het doel de bal ontvangt, hoe erg is het dat hij de tijd heeft een pass te verzorgen? Nauwelijks! Staat het team goed in zone opgesteld, beweegt de achterhoede goed mee en is de keeper alert, dan zal de gevaarlijkste ruimte onbespeelbaar zijn. Maar toch dekt de back vaak door op een back van de tegenstander met alle gevolgen van dien. Op zich kan het als er geen spelers van de tegenstander de ruimte achter hem in kunnen lopen (als ze niet in de buurt zijn). Dat zou je de back als individueel principe mee kunnen geven aan de backs. “Jij bent verantwoordelijk voor de ruimte achter je. Daar mag niemand van de tegenstander in komen. Ben je zeker van dat het niet gaat gebeuren, dan mag je doordekken.”

Sadilek bij PSV dekte wel door terwijl Tadic van Ajax klaar stond om de ruimte achter hem in te gaan. De centrale verdediger (Boscaglia) ging het corrigeren en volgde Tadic naar de zijlijn. Daardoor ontstond er alle ruimte in het centrum. In het meeste effectieve scenario blijft de back op lijn met de onderlinge afstanden zo veel mogelijk in tact en geeft een middenvelder druk op de bal. Er ontstaat dan geen gat in de laatste linie. Dat Veltman in dat geval de bal vrij heeft om te passen, is geen probleem. Staan de verdedigers en de keeper goed opgesteld en anticiperen ze goed dan is de ruimte achter de verdediging nagenoeg onbereikbaar en het zal sowieso altijd door de lucht moeten.

Screenshot 1. De bal is bij Veltman van Ajax midden onderin beeld. Sadilek dekt door en de ruimte achter hem wordt direct door Tadic genomen. De centrale verdediger van PSV loopt met hem mee. In het centrum komen Van de Beek en Dolman tegen één tegenstander te staan. Een doelpunt (1-0) volgt.

De volgende situatie is bijvoorbeeld in het profvoetbal ook veel zichtbaar (zie figuur 5). De bal is aan de zijkant en er kan een “vroege voorzet” gegeven worden. Vaak beweegt de spits dan de diepte in schuin voorwaarts, of de buitenspeler die het verste weg is. Dat kan natuurlijk ook een middenvelder zijn. De beweging wordt vaak te vroeg ingezet en als de achterhoede zou blijven staan, dan zou er buitenspel ontstaan als de bal voorgegeven wordt. Het is bijna altijd zo dat de verdediger achter hem (die verantwoordelijk voor hem hoort te zijn) met hem meebeweegt. Door in de lengte van het veld iets vóór de aanvaller te lopen, wordt buitenspel opgeheven. Dat biedt direct (veel) ruimte voor alle andere aanvallers. De rechtsback in dit geval, had zelf de regie: hij had kunnen blijven staan en ervoor zorgen dat de gehele achterste linie hetzelfde deed, of een stap naar voren doet. Hij heeft namelijk het beste overzicht om dit te laten gebeuren en kan de medespelers aanroepen. Als de tegenstander wel goed getimed heeft, dan moet de gehele achterste linie naar achteren lopen of op zijn minst de betreffende back en de twee centrale verdedigers. Ook dit kan de achterste back (in dit geval de rechter) aansturen.

Figuur 4. Nummer 11 zet een loopactie in voordat de bal gegeven wordt achter de verdediging. De meelopende rechtsback 2 heft buitenspel op voor hem en de rest van de aanvallers en geeft hen daarmee veel ruimte. De nummer 2 kan hier de regie in handen nemen en op buitenspel sturen of ervoor zorgen dat de gehele achterhoede terug beweegt. (Blauw nummer 9 heeft de mogelijkheid in de ruimte te gaan, maar zal zeker gevolgd worden door 3 en 4. Dat is hier in de tekening weggelaten)

Het nadeel van al deze situaties waarbij niet op lijn gespeeld wordt, is dat het ook bijzonder onrustig is voor de spelers. Voor de kijkers oogt het onrustig. Het duurt bovendien vaak een seconden of 10 (waarin veel kan gebeuren) voordat alles weer terug in positie staat. Een extra reden om alles zo “strak” te organiseren. Eén fout in het uitstappen of buitenspel opheffen kan een betrekkelijk langdurige nasleep hebben als de bal in bezit van de tegenstander blijft.

Meebewegen met het spel van de tegenstander

Een team dat aan het verdedigen is, heeft in zonedekking spelend keuze als het gaat om de plek waar het de tegenstander gaat tegenhouden. Het kan dichtbij het eigen doel verdedigen of het kan besluiten zo ver mogelijk er vanaf te verdedigen: zover als zonedekking toestaat. Want zoals in het eerste deel al aangegeven werd, pressie (druk houden op de bal) op de helft van de tegenstander is in tegenstrijd met zonedekking. Het is of het een of het ander. Het is wel af te wisselen in een wedstrijd. Dat neemt niet weg dat je met zonedekking wel kunt streven naar het zo ver mogelijk van het doel af verdedigen. Dit doe je door mee te bewegen met het spel van de tegenstander. Dat klinkt eenvoudig, maar is wat gecompliceerder om goed uit te voeren.

Basisprincipe 2: Als de tegenstander terugdraait of de bal terug speelt, beweegt het team in zijn geheel naar voren met behoud van de verticale afstanden. Dus van keeper tot spitsen, je schuift op naar voren (Er is een uitzondering te bedenken: tenzij een team dicht voor de eigen zestien de zones verdedigd ongeacht waar de tegenstander de bal heeft).

Let wel op dat de afstand tussen de achterste linie en de bal zo veel mogelijk gelijk wordt gehouden als de bal vóór de spitsen is: Ongeveer 30 tot 35 meter.

Figuur 5. Blauwe nummer 2 speelt naar nummer 3. Het gehele oranje team beweegt mee met de bal en houdt daarbij de afstanden gelijk. Als de bal vervolgens vrij bespeelbaar ligt in voorwaartse richting bij blauw 3, moet men weer alert zijn op de grotere ruimte die ontstaat in de rug van de verdediging en voor de keeper.

Basisprincipe 3: Als de bal vrij ligt bij een tegenstander in voorwaartse richting (dus er is géén druk op de bal en hij kan vooruit passen), zorg dan dat de snelheid van spelers die de ruimte achter de laatste linie in willen lopen, opgevangen kan worden.

Let hierbij op de volgende zaken:

  • Verdedigers én middenvelders staan gedraaid met het lichaam, gezicht naar de balkant.
  • Als een tegenstander met snelheid op de laatste linie afkomt én de bal ligt vrij om gegeven te worden in de ruimte achter de verdediging, dan moet de gehele verdediging met deze snelheid meegaan om een eventuele pass te onderscheppen.
  • Om een eventuele tweede bal ook op te vangen, moet ook de rest van het team bijsluiten, sneller dan de tegenstanders dat doen.
  • Tegenstanders die op gelijke hoogte staan met de achterste linie staan in principe “vast”. Zij kunnen moeilijker snelheid maken tenzij ze in de breedte gaan bewegen. Ze leveren daardoor vaak minder gevaar op en zijn bovendien makkelijker buitenspel te plaatsen.
  • Hoe kleiner de afstand in de lengte van het veld tussen de vrij-liggende bal en de laatste verdediger, des te gevaarlijker de situatie is. De bal hoeft maar een kleine afstand te overbruggen en dat biedt weinig tijd om iets te kunnen corrigeren.
  • Hoe kleiner de afstand tussen de eigen laatste linie en de keeper, hoe kleiner het gevaar dat de bal daartussen voor een tegenstander goed valt als de spelers goed opgesteld staan.

In figuur 6 is zichtbaar wat bedoeld wordt. Speler 10 van blauw maakt snelheid om tussen 2 en 3 de bal te vragen. De bal ligt vrij bij speler blauw 6 om gepasst te worden. Als de verdediging blijft staan of te laat in beweging komt, dan heeft 10 snelheid en kan de bal achter de verdediging ontvangen als de bal op maat is. Als de gehele verdediging zijn snelheid aanpast aan de opkomende aanvaller en meebeweegt, wordt het gevaar geneutraliseerd. De bal zal dan in de lucht onderschept worden.

Figuur 6. Speler 10 maakt een loopactie in de diepte en komt op snelheid. De bal is in bezit van speler 6 die de pass kan geven op 10 achter de verdediging van de tegenstander. De achterste linie moet de snelheid opvangen om het gevaar te neutraliseren. De rechtsback en de rechter centrale verdediger behoren ook wat naar elkaar toe te komen om de ruimte nog kleiner te maken voor de 10. Is de bal te lang, dan moet de keeper de bal hebben.

In screenshot 2 een situatie (APOEL Nicosia – Ajax) die erg lijkt op figuur 6. Van de Beek maakt snelheid om achter de linie te komen waar Veltman de bal kan geven en dat ook doet. De verdedigers van APOEL vangen de snelheid niet op en Van de Beek komt in scoringspositie. Er is een duidelijk verschil tussen de snelheid van vd Beek zichtbaar en de centrale verdediger van Nicosia.

Screenshot 2. Van de Beek is al onderweg op snelheid en de centrale verdediger van APOEL moet nog starten. De Ajax aanvaller krijgt de bal en een scoringskans in de 16 meter.

Er zijn overigens diverse situaties denkbaar die een afwijkende aanpak verdienen. Bijvoorbeeld:

  • De bal ligt vrij op de middellijn. Een lange spits wordt vanuit die positie door de lucht aangespeeld en komt naar de bal toe tussen de linies. Tegelijk komt er een middenvelder de ruimte in achter hem. Hoe los je dat op vanuit zonedekking?

Dat kan op verschillende manieren.

  1. Als de centrale verdediger doordekt en het duel aangaat, moeten de verdedigers naast hem direct de ruimte die hij achterlaat dichtknijpen en de snelheid van de opkomende middenvelder opvangen. Als een eigen middenvelder de betreffende opkomende tegenstander voor blijft en hem opvangt, dan is de noodzaak van het knijpen iets minder.
  2. Als de centrale verdediger niet het duel aangaat, dan moet allereerst de achterste linie naar achteren bewegen om de snelheid van de opkomende middenvelder op te vangen. De dichtstbijzijnde middenvelder bij de tussen de linies komende spits, neemt dan de dekking over.

Zo zijn er ook andere uitzonderingssituaties te bedenken met bijvoorbeeld zijwaarts bewegende spelers, tegelijk bewegende spelers, in andere formaties, of aan de zijkanten. Het principe blijft hetzelfde: opvangen van de snelheid van de tegenstander(s) als ze in staat zijn om snelheid te maken en niet buitenspel zullen komen.

Samenvattend

Op lijn spelen met de verdediging is een belangrijke manier om het aanvallende tegenstanders lastig te maken. Ruimte in de rug van de defensie is veel minder goed toegankelijk. Het is voor de spitsen veel lastiger om de ruimte te bespelen tussen de keeper en de verdedigende lijn. Communicatie van de verst staande speler(s) in de achterhoede én met ondersteuning van de keeper is daarbij essentieel omdat zij het beste zicht hebben op de situatie. Kijkgedrag van alle verdedigers (niet alleen naar de bal kijken) is ook een sterk hulpmiddel om bij elkaar te blijven op lijn. Een keer achterom kijken naar de rest van de linie (wel als de bal niet vrij ligt om in te spelen) kan helpen de situatie voor te zijn.

Het meebewegen van het gehele team met de tegenstander als deze de bal achteruit speelt, is een middel om hoger druk te zetten en bovendien de aanvallers van de opponent buitenspel te zetten. Het maakt het lastiger daardoor voor de aanvallers van de tegenpartij om op snelheid achter de verdediging te komen. Je vergroot de afstand tussen de tegenstander en het eigen doel (wat een voordeel is) maar de ruimte tussen keeper en defensie wordt ook weer groter voor de tegenstander. Dat laatste is weer een nadeel. Vooral daarom is het van belang om goed te anticiperen op tegenstanders die op snelheid op de achterste verdedigingslijn afkomen als de bal bij de tegenpartij vrij ligt om gepasst te worden.


Interesse om over dit onderwerp te sparren met mij? Meer weten over hoe dit is in te brengen in een team? Neem contact met me op.