21
July
2018
Didactiek in 50 Eredivisietrainingen (blog 3/3)
Author:
Ruud Bijnen
Met 50 bezoeken aan trainingen van 14 Eredivisiecoaches en 2 uit de Jupiler League deed ik een leerzame ervaring op. Wat ik zag, is veelzeggend als het gaat om de staat van het Nederlands voetbal. Dit is de 3e blog die ik erover schrijf. Deze keer mijn waarnemingen op het gebied van didactiek met de daarbij behorende kritische vragen.
Wat is didactiek?
Volgens ensie.nl is “didactiek” de wetenschap die zich bezighoudt met hoe het beste onderwezen kan worden. Waarom is de éne docent (of in dit geval trainer) beter dan de andere? Die vraag lijkt in het voetbal relevant als er vooruitgang geboekt moet worden. Het verbeteren van spelers en de overdracht van de eigen visie zijn misschien wel de belangrijkste onderdelen van het trainersvak. Maar wat is daar voor nodig? Hoe leer je een voetballer beter te worden en hoe til je een team in zijn geheel naar een hoger niveau? De gereedschappen die gebruikt worden, zijn o.a. analyse, voorbereiden, plannen, uitleggen, vragen stellen, corrigeren, visuele hulpmiddelen, feedback geven, evalueren, specifiek zijn en een veilige leeromgeving creëren. Welke middelen werden wel of niet ingezet?
Sommige schoolvakken leer je door de betreffende materie uit de het hoofd te leren. Bij voetbal is dat slechts deels mogelijk. Geen enkele wedstrijdsituatie is hetzelfde. In die zin kan deze sport misschien het beste vergeleken worden met wiskunde. Er zijn oneindig veel rekensommen en vergelijkingen. In beide gevallen wordt allereerst van de “scholieren” gevraagd om een inschatting van de situatie te maken. In het voetbal hoort daar de vraag bij “wat is de situatie op het veld?”. Bij wiskunde “welk type som is dit?”. In beide gevallen is de volgende vraag “hoe los ik dit het meest effectief op?”. In het seniorenvoetbal wordt dit vertaald naar het leren zien hoe de spelers op het veld gepositioneerd staan en het leren de juiste oplossing te kiezen.
Analyse als startpunt
De competities analyserend kom ik in het Nederlandse voetbal steeds hetzelfde tegen, of het nou bij de amateurs is of de profs. De voetbal-tactische uitvoering is grotendeels gelijkwaardig (daar kom ik later in een blog nog wel eens op terug). Vergelijk je het Nederlandse voetbal met dat bij de topclubs in Europa dan wordt snel duidelijk dat wat “wij” doen onlogisch is en tegen de belangrijkste basisprincipes ingaat. In de Eredivisietrainingen gaan deze zelfde zaken mis evenals in de wedstrijden. Een vijftal situaties als het gaat om balbezit:
Spelers bieden zich aan terwijl ze alleen terug kunnen kaatsen naar dezelfde man
Spelers bieden zich aan naar buiten bewegend (en verwachten de bal)
Nagenoeg het gehele team maakt het veld kleiner in balbezit (beweegt naar de balkant)
Veel mislukte pogingen om de bal achter de verdediging van de tegenstander neer te leggen
Veldbezetting veelvuldig uit balans
Alle trainers zouden in trainingen met deze zaken aan de slag kunnen gaan.
Een analyse van de ontmoetingen met tegenstanders is de kapstok waaraan de volgende oefensessies kunnen hangen. Een trainer haalt een voetbalprobleem uit zijn wedstrijden en baseert daar zijn trainingen op. Dat is een logische manier van werken om vooruit te komen. Toch worden de bovengenoemde reeks aan inefficiënte manieren van voetballen zeer zelden benoemd of gecorrigeerd in alle oefenvormen die ik zag. Toch worden wel wekelijks de eigen wedstrijden geanalyseerd. Elke club heeft een videoanalist in dienst tegenwoordig. Wat wordt er gedaan met de info die zij aanleveren? Wat wordt dan aangegrepen om te verbeteren? De zaken die wekelijks te signaleren zijn, worden in ieder geval niet gebruikt als basis voor de trainingen. Hoe kan het dat we hier op nationaal topniveau niets mee doen? Er is een blog op zich te wijden aan de vraag waarom onze toptrainers met de 5 genoemde basale zaken niet aan de slag gaan (mogelijk een andere keer). Er zijn vele theorieën te bedenken.
In potentie uitstekende oefeningen
Wat gebeurde er wel? Er werd een grote diversiteit aan oefeningen uitgezet, waarvan vele de potentie hadden om erg nuttig te zijn voor spelers. Van der Gaag, Lijnders en Stegeman hadden goede oefenvormen waaruit duidelijk bleek wat het doel van de training was . Vervolgens was het rendement helaas laag. Er is namelijk meer nodig dan alleen de regels bewaken, het complimenteren van de spelers en het aanmoedigen om hard te werken. Alleen met goede didactiek krijgt een training leereffect. Zonder didactiek blijft het bij een leuke oefening.
Vergelijking met het onderwijs
Laten we ter verduidelijking een wiskundeleraar en zijn aanpak bespreken. De docent vertelt in monoloog eerst 10 minuten hoe een bepaalde vergelijking opgelost moet worden. Vervolgens nodigt hij drie leerlingen uit om er samen eentje op te lossen. De “regels” zijn dat ze allemaal een deel van de oplossing op het bord schrijven met een wit krijtje. De eerste student probeert een potlood te gebruiken en daar wijst de docent op. De tweede scholier schrijft een stuk buiten het bord en ook daar is aandacht voor. Verder roept de leraar nog “snel geschreven”, “mooi handschrift”, “lekker bezig” en “dat moet tussen haakjes staan”. De uitkomst van de opgave is uiteindelijk niet goed. De leraar laat het gaan en gaat door naar de volgende oefening. Hij legt niet uit waarom iets tussen haakjes had moet staan, stelt geen vragen aan zijn leerlingen over hun keuzes en corrigeert verder niets. Hoe groot is het leereffect van deze les?
De oefening die ik het meest zag op de velden is een positiespel: 4 tegen 4 plus drie neutrale spelers. Vier gelen plus drie rode spelers spelen de bal rond. Als zij de bal verliezen, dan gaan de gele in het midden en spelen de roden samen met de blauwen. De zeven spelers in balbezit krijgen de opdracht om de bal rond te spelen. Als dat tien maal lukt dan krijgen ze een punt. Indirect krijgen de vier mensen in het midden de opdracht de bal zo snel mogelijk te veroveren.
De trainer begint met een korte uitleg. Als de exercitie bezig is, bewaken de trainers de regels (is de bal uit, voor wie is de bal, puntentelling). Er worden complimenten uitgedeeld er worden instructies geroepen. Zeer specifiek zijn deze aanwijzingen niet. Het spel wordt niet stilgezet om spelers te verbeteren en er worden geen vragen gesteld. De vele zichtbare fouten die ook in de wedstrijden te zien zijn, blijven ongecorrigeerd. Hoe groot is het leereffect van dit positiespel? Zichtbaar is er ook geen vooruitgang. Aan het einde gaat het dan ook niet anders dan aan het begin van de oefening.
Niet specifiek genoeg
Toch valt er ontzettend veel uit de betreffende oefening te halen! Vraag één is echter op welk element de trainer zich gaat richten: het balbezit, het verdedigen of het omschakelen (en in welke richting)? Dit bleef voor mij nagenoeg overal onbeantwoord. De instructies waren namelijk op alle drie genoemde zaken gericht en riepen bovendien meer vragen op dan dat ze wat verduidelijkten. Opmerkingen bij positiespelen die letterlijk hoorbaar waren:
“Lijn open zetten” (Wie zet de lijnen open? Van wie naar wie? Op welk moment? In welke richting moet een speler bewegen?)
“Zet pas druk als de organisatie staat” (Hoe moet deze staan om goed te zijn? Wie bepaalt of deze goed staat? Hoe zet je dan druk? Op welk moment?)
“Sneller er bovenop zitten, anders wordt je van kastje naar de muur gestuurd” (Wie moet waar bovenop zitten? Hoe er bovenop zitten? Op welk moment? Wat is sneller?)
“Omschakelen!” (Daar gaat deze oefening toch over. Wat bedoel je daarmee? Hoe omschakelen? Direct druk of eerst goed organiseren?)
“Sneller in positie!” (Na omschakeling wordt bedoeld, maar geldt het voor de partij in balbezit of voor de andere 4? Wat is de juiste positie? Wat is ‘snel’?)
“Meer kwaliteit!”
“Organiseer het”
etc.
Met de vragen achter de aanwijzingen wordt aangegeven dat er veel onduidelijkheid kan bestaan over de bedoeling. Een lijn open zetten kan op veel verschillende manieren gebeuren, zelfs als er maar één man in het midden staat. “De organisatie” van de vier mensen zonder bal kun je op veel verschillende manieren neerzetten. Omschakelen naar verdedigen kun je voor of achteruit denkend doen.
De trainer geeft als het goed is aanwijzingen die exact en duidelijk zijn vanuit zijn eigen visie. Hij legt daarbij liefst een relatie naar de wedstrijden (Dat zag ik bijvoorbeeld een enkele keer bij De Gier, Lijnders, Stegeman en Groenendijk). De coach stelt daarbij vragen aan zijn spelers en gebruikt een magneetbordje of ander visueel hulpmiddel (Alleen Lijnders zag ik dit een keer doen, met een groot bord en stift midden op het veld wat uittekenen). En de trainer corrigeert consequent.
Vragen stellen
Het is vaak te lezen in interviews: “We willen onze spelers op het veld zelfstandig maken”. De praktijk op het trainingsveld laat echter geen enkel signaal zien dat deze zelfstandigheid gestimuleerd wordt. Eredivisietrainers stelden géén vragen aan het team en andersom worden er geen vragen door de voetballers gesteld (Alleen van der Gaag hoorde ik een inhoudelijke vraag stellen, die hij zelf vervolgens direct beantwoordde. Groenendijk stelde ook een keer een vraag). Coaches vertellen en leggen uit maar interactie blijft uit. Is het bewust zo geregeld omdat trainers vinden dat het tijdens een training verstorend werkt? Durven spelers geen vragen te stellen? Wordt de zelfstandigheid op een andere manier gestimuleerd?
Stel dat de vier spelers niet in staat zijn om bal te veroveren. Wat kan een trainer doen? Hij zou de spelers letterlijk kunnen neerzetten als de bal bij een tegenstander aan de korte zijde is. Maar even later is de bal op de lange zijde, in een hoek of de spelers staan anders verdeeld over het veld. Je kunt als trainer onmogelijk elke situatie laten zien of uitleggen. Vandaar de gewenste zelfstandigheid. Wil de coach het nadenken bevorderen dan kan hij beter vragen stellen: “De bal is nu daar. Hoe voorkom je dat de bal naar de andere kant verplaatst wordt? Wat is daarbij van belang? En wat is er anders als de bal daar is?” Om maar wat te noemen. Laat niet telkens dezelfde speler het antwoord geven en nodig ook de minder mondige spelers uit.
Nog een stap verder gaan de spelers zelf met de vragen komen. “Trainer, het veroveren van de bal wil niet erg lukken. Hoe kunnen we beter gaan staan?”. Ik zag in 75 uur trainingen één keer een speler een vraag stellen in de groep. Na een minutenlange uitleg van Sparta-trainer Advocaat voor een groepje dat aan een partijspel ging beginnen, stelde een verdediger een vraag. Advocaat antwoordde en de keeper vulde hem aan. In rustpauzes zag je wel individuele spelers soms naar een trainer toelopen met een vraag. Bij Ten Hag en Stegeman en hun assistenten gebeurde dit.
Visuele hulpmiddelen
Magneetborden, ipads of beeldschermen: op of langs de velden werden ze niet gebruikt. Alleen bij ADO verdrongen spelers zich in de drinkpauzes achter de laptop waar hun hartslagen en afstanden werden bijgehouden. Ze konden ze met elkaar vergelijken en dat maakte het interessant natuurlijk. Alleen Lijnders gebruikte een ondersteunend middel om zijn visie te laten zien aan zijn spelers. Te midden van de dicht op hem staande spelers tekende hij met een dikke stift wat uit op een bord.
Waarom geen beeldscherm langs het veld? Of een simpel magneetbordje? Er lijken me toepassingen genoeg te bedenken om het als effectieve ondersteuning te gebruiken bij een training. Visualiseren werkt namelijk goed. Bij enkele clubs worden de trainingen opgenomen. Waarom niet direct gebruiken tijdens de trainingen? Of als je net als ADO en Heracles in een stadion werkt met grote schermen, waarom niet een iPad daar aan koppelen?
Vooruitgang
Oefeningen met duidelijke vooruitgang, waren weinig te zien. Bij assistent Kolmschot van Heracles zag ik een afrondvorm met voorzetten van de zijkant en 2 spelers die moesten inlopen en afronden op een keeper. Voor het doel stonden 5 poppen en op doel een keeper. Alle ballen werden op dezelfde “luie” wijze getrapt. Het inlopen ging te vroeg en de spitsen stonden vaak achter elkaar. In de pauze sprak Kolmschot zijn spelers toe. Daarna was er veel meer variatie zichtbaar in de voorzetten, hard of zacht, eerste of tweede paal, over de grond of door de lucht en dichtbij of wat verder van het doel af. De spitsen zochten beter positie, stonden niet meer achter elkaar en de timing was beter. Dit lijkt me de essentie van het trainen: trainingsvorm, observeren, analyseren en corrigeren. Het was een grote uitzondering in 75 uur bezochte trainingen. Ook Van der Gaag gaf een keer enkele aanwijzingen bij een afrondvorm waarna de uitvoering door de spelers zichtbaar verbeterde. Het ging om de timing van het moment waarop spelers moesten versnellen en kruisen. Als het om het positiespel gaat, stuurde alleen Pothuizen van NEC in een pauze een keer zijn groep spelers zo aan dat daarna duidelijke vooruitgang optrad. De bal werd veel langer rondgespeeld door de partij in overtal. Hij gaf enkele aanwijzingen (o.a. “Beweeg door als je de bal inspeelt en biedt je telkens aan. Een kwestie van telkens een paar meter mee bewegen”) en liet zien wat hij bedoelde door spelers letterlijk neer te zetten, de bal even te laten rollen en te laten zien wat ze bij balverplaatsing moesten doen.
Consequent
Het corrigeren van een fout (of een afwijking van de gewenste visie) is nuttig en noodzakelijk. Maar als een coach slechts eenmalig aandacht besteed aan iets dat verkeerd gaat terwijl het zes keer misgaat, wat heeft het dan voor zin? ‘Was de uitleg niet duidelijk?’ zou je als trainer kunnen denken. Een trainer heeft er baat bij als hij laat zien dat hem niets ontgaat. Het maakt hem sterker richting de groep. Bovendien geef je met het vaker wijzen op een ongewenste situatie dat je het als trainer erg serieus neemt en dat veranderingen noodzakelijk is. Waarom ontbreekt dit belangrijke facet in de Eredivisie? Er staan notabene drie of soms meer trainers langs het veld die het consequent zijn kunnen vereenvoudigen.
Gemiste kans
Een efficiënte manier van overbrengen van een voetbalvisie naar spelers, lijkt nauwelijks aanwezig. Bij de KNVB-cursussen is er wel aandacht voor dit onderwerp, maar daar wordt door de meeste oud-voetballers zelden positief op gereageerd. De “KNVB-methode” (met het stilzetten van het spel) voeren trainers netjes uit op de cursus “omdat het moet”. In de praktijk wordt het nauwelijks gebruikt. Een gemiste kans voor een trainer. Want wat is het alternatief? Oefeningen zonder weerstand waarmee spelpatronen getraind worden? Elf man die op één helft de bal naar elkaar rondspelen zonder tegenstander erbij zoals ik zag bij Fraser en Verbeek? De trainer geeft aan in welke richting spelers moeten lopen en passen. Wedstrijd-echt is het allerminst en dergelijke patroon zijn zelden of nooit terug te zien in een wedstrijd (Ik heb er speciaal op gelet). Aandacht voor didactiek lijkt dus voor veel trainers noodzakelijk wil men een visie overbrengen naar een team.
22
June
2018
De staat van de Eredivisie in 50 trainingen (blog 2/3)
Author:
Ruud Bijnen
Afgelopen half jaar bekeek en analyseerde ik vijftig trainingen in de Eredivisie van veertien trainers. Ik zag de heren Ten Hag (FCU), De Jong, van Bronckhorst, Van den Brom, Stegeman, Hake, Verbeek, Pusic, Pastoor, Advocaat, Van ’t Schip, Fraser, Van der Gaag en Groenendijk aan het werk. Ik bekeek ook trainingen van De Gier en Lijnders in de Jupiler league. Van bijna iedereen zag ik meerdere oefensessies waarbij ik alles opschreef dat ik kon waarnemen. Ik noteerde o.a. trainingsvormen, lengte, rustpauzes, lichaamstaal, interactie en de hoorbare inhoudelijke aanwijzingen.
Persoonlijk verwachtte ik dat er op “ons” hoogste niveau bijzonder efficiënt, gestructureerd, inhoudelijk specifiek en vanuit een duidelijke visie getraind zou worden. Ik durf echter op basis van mijn feitelijke waarnemingen te concluderen dat er in trainingsaanpak op het hoogste niveau ongelofelijk veel winst te behalen valt. In een vier- tot zesdelige blog ga ik beschrijven wat ik als rode draad zag en trek een kleine parallel tussen bedrijfsleven en voetbalwereld. Dat doe ik om te laten zien hoe andere ogen naar situaties op het veld kunnen kijken.
De samenwerking tussen hoofdtrainer en assistenten
Stelt u zich voor dat u telefonisch verkoper bent op een werkvloer met vijfentwintig collega’s, vier managers en de “baas”. Het is maandagochtend en de jongste manager krijgt de taak om alle medewerkers voor te bereiden op een goede verkoopdag. Om de medewerkers warm te laten draaien, gaan twee collega’s verkoopgesprekjes tussen verkoper en klant oefenen. Lastig voor de manager om ieders’ aandacht vast te houden en alle gesprekjes goed te begeleiden. Eén collega manager neemt drie specialisten apart om hen te instrueren. De jongste leider blijft met tweeëntwintig man zitten. Hulp van de andere twee managers en de baas zou welkom zijn … maar die staan in een hoekje met elkaar luidruchtig en om de beurt proppen papier in een prullenbak te gooien. Als het lukt is de hilariteit hoorbaar en zichtbaar voor alle andere 27 aanwezigen. Dolle boel!
Warming up
Op een Eredivisie-trainingsveld kwam ik bovenstaande situatie tegen. Het lijkt normaal en overal te gebeuren. De warming-up, loop-, trap- en rompstabiliteitsoefeningen worden door de fysieke trainer uitgevoerd. Drie keepers trainen apart met de keeperstrainer. De warming-up wordt door een deel van de tweeëntwintig spelers niet goed uitgevoerd maar de betreffende specialist is niet in staat om hen allemaal voldoende te begeleiden in zijn eentje. De hoofdtrainer en zijn twee assistenten helpen hem niet. Ze zijn aan de andere kant van het veld luidruchtig latje aan het trappen – dit zag ik bij ADO. Enkele weken later blijkt dat er blessures zijn in de selectie. Hoofdtrainers typeren dit meestal als pech. Had het met een andere aanpak niet voorkomen kunnen worden?
Alleen bij Excelsior zag ik bij een training de voetbal-assistent de fysieke trainer assisteren. Een parcours met zes verschillende kracht- en stabiliteitsvormen werd door de groep afgewerkt. Elke trainer begeleide twee onderdelen.
Pass- en trap of positiespelletjes
Na de warming-up wordt de groep standaard in twee of soms drie groepen verdeeld. De fysieke trainer verdwijnt van het veld. Een pass- en trapvorm of een positiespel volgt. De assistent-trainers gaan beiden ieder bij een groepje staan kijken en doen soms zelf mee. De hoofdtrainer staat op een afstandje stil toe te kijken en houdt de tijd bij. Hij helpt de spelers niet en ook richting zijn collega trainers wordt niets gezegd. De assistenten geven de eigen groepen vooral complimenten en moedigen aan. Specifieke inhoudelijke aanwijzingen ontbreken terwijl deze de spelers zouden helpen. Over het inhoudelijke aspect van trainingen in een latere blog meer.
De eindpartij
In het laatste deel van de oefensessie – het grote partijspel – komt de hoofdtrainer in actie. Hij spreekt voor aanvang de gehele groep toe in een monoloog (over didactiek volgt nog een blog). Dan maakt de hoofdcoach twee groepen: de basisspelers en de reserves. De eerste groep begeleid hij altijd zelf en het 2e team wordt in meerderheid van de gevallen door de assistent(en) gecoacht. Als de bal aan het rollen is, staan de trainers aan de zijkant van de eigen helft van de spelers. Ik had verwacht ook de keeperstrainer in een actieve rol te zien achter het doel van een keeper, maar dat gebeurde zelden.
Meestal werd er een serie van drie tot vijf wedstrijdjes van een minuut of tien gespeeld. Daartussen altijd pauzes van twee minuten. Deze rustmomenten zijn de ideale gelegenheid met de spelers in gesprek te gaan. Zeker omdat situatief coachen nauwelijks toegepast wordt (Ik zag het welgeteld negen keer in vijfenzeventig uur trainingen). Enkele hoofdtrainers benutten de rusttijden om het basisteam toe te spreken maar deze trainers waren eerder uitzondering dan regel.
De uitzonderingen
Het kwam ook voor dat de assistenten alleen op buitenspel of uitballen moesten letten. Dit werd bijvoorbeeld aan de assistenten van ADO gevraagd, maar zij gingen met elkaar een balletje overspelen langs de lijn. Eén speler riep er geërgerd wat over richting deze heren (had de hoofdtrainer dat niet moeten doen?). Hij kreeg er vervolgens op zijn plat Haags in woord en gebaar stevig van langs. De voetballer hield vervolgens wijselijk zijn mond.
Advocaat en de Gier lieten gehele trainingen volledig aan hun assistenten over en stonden zelf stil te kijken. Ook Ten Hag en Van ’t Schip hadden op enkele trainingen geen rol van betekenis. Ik begrijp dat je assistenten het gevoel wilt geven dat zij een keer de verantwoordelijkheid dragen. Maar waarom niet zelf dan de rol van assistent aannemen? Of in ieder geval actief mee doen?
Bij FC Twente zag ik een training van Verbeek. Bij de eindpartij gebruikte hij de pauzes om zijn basisteam minuten lang toe te spreken. Ondertussen lieten de drie (!) assistenten de reserves aan hun lot over. Deze spelers stonden ongemakkelijk te wachten tot het spel weer hervat zou worden.
Als ‘beste uit de test…’
De meest effectieve inzet van een staf die ik zag, gebeurde bij twee hoofdcoaches (Van den Brom en Stegeman): Een hoofdtrainer en een assistent coachten de basis-elf tijdens de partij. In de rustpauzes namen ze de groep apart om hen aanwijzingen te geven. De tegenpartij werd door een 2e assistent nauwgezet begeleid en ook in de rust toegesproken als groep. Vooral Reekers bij Heracles leek daarin een goede job te doen. De keeperstrainer stond achter één van zijn keepers aanwijzingen te geven. Bij Stegeman werden ook nadrukkelijk individuen toegesproken door hemzelf en de drie assistenten als er even gerust werd. Dit gebeurde direct al bij de opkomst op het veld en verder verspreid over de trainingen.
Presentatie op het veld
Als trainers de spelersgroep tijdens een training toespreken, gebeurt dat op verschillende manieren. Bijna overal is er bij aanvang op het veld even een kort kringgesprek waarbij de hoofdtrainer het woord neemt. Aan de houding van de spelers is veel af te lezen. Is er discipline en interesse? Weet de trainer de aandacht vast te houden? De leukste interactie zag ik bij Van der Gaag die oprecht geïnteresseerde vragen stelde aan zijn spelers. De humor kwam vanzelf vanuit de groep. Dan begin je prettig. Verder zag ik trainers die spraken zonder wat te vragen. De aandacht verslapt dan vaak zichtbaar, zeker als het lang duurt. Overigens heeft niet iedereen vooraf een gesprek met de groep op het veld. Wellicht doen ze dat binnen?
Als je naar de houding van de trainers zelf kijkt dan valt het volgende op. De handen blijven veelvuldig in de zakken bij het toespreken van de groep. Ook bij aangename temperaturen. Naar de grond kijken tijdens het praten, zag ik ook een aantal keren. Advocaat is daar een voorbeeld van. Hoe komt dat over op een spelersgroep? Ik zag ook een trainer die midden tussen zijn groep ging staan en dus een deel van zijn spelers achter hem had. Maar de mooiste manier zag ik bij Van ’t Schip. Hij stak met de handen in de zakken het veld over met de rug naar zijn groep toe. Geïrriteerd riep hij aanwijzingen zoals, “eentje komen, eentje diep, maak de juiste keuzes…”
Terug naar de vergelijking met het bedrijfsleven en de salesafdeling: Ziet u het al voor u? De manager van de verkoopafdeling loopt de ruimte door in zijn nette pak. Hij heeft zijn handen in de zakken, de rug naar de verkopers toe en roept “meer bellen, meer verkopen, doe je best!” Vervolgens draait hij zich om, kruist hij de armen over elkaar en gaat hij al leunend tegen de muur kijken hoe zijn medewerkers aan het werk zijn.
De emotie
Trainers die erg boos zijn op de spelersgroep, ik zal er nooit aan wennen. Nagenoeg elke hoofdcoach zag ik één of meerdere keren verhit reageren als er volgens hem iets niet naar wens verliep. Meestal volgde een korte of langere donderpreek over (winnaars-)mentaliteit, beleving, inzet of focus. Voor mij zijn dat vage begrippen waar een speler weinig mee kan. “Willen winnen en desnoods gaan zijn tanden eruit” riep Pusic bij een corner die niet goed weggewerkt werd door één van zijn spelers. In plaats van het op de emotie te richten, waarom coachen de trainers niet specifieker op inhoud? Waarom vraag Pusic niet aan zijn verdediger wat hij beter had kunnen doen bij het verdedigen van de corner?
Ook spelers mogen zich realiseren dat er soms kinderen langs de kant staan te kijken. (Of moeten trainers hun spelers daarop wijzen?) Bij Utrecht onder Ten Hag waren er momenten dat er door spelers agressief op elkaar werd gereageerd met het nodige “fuck dit en fuck dat”. Dat was voor enkele jonge (<10 jaar oud) kinderen zeer goed zichtbaar en hoorbaar. En vooral kinderen doen na wat zij van hun helden zien. Enige beheersing mag worden verwacht.
Verbeteren
Als er gestructureerd, vanuit een gedetailleerde visie, consequent, didactisch goed, met een effectief samenwerkende staf en inhoudelijk goede specifieke aanwijzingen gewerkt wordt, krijgt een oefensessie hoog rendement en volgt groei vanzelf. Dat is mijn overtuiging.
In het aspect samenwerking in de trainersstaf zijn nog wat stappen te maken in de Eredivisie. Dat is geen verwijt maar een constatering. Waarom bijvoorbeeld niet vooraf zorgen dat er één duidelijk trainingsdoel is waar alle trainers de gehele training mee bezig zijn? Of dat ieder staflid met een duidelijke taak bij elke oefenvorm op het veld staat? Als trainers alle oefenvormen afstemmen op één doel dan kan er gericht getraind worden. Dat verhoogt de efficiëntie van trainingen. Het is voor mij vreemd dat dit niet vanzelfsprekend is.
In de volgende blog o.a. aandacht voor didactiek. Hoe brengen de trainers hun visie over op hun spelers?
15
June
2018
Eredivisietrainingen door andere ogen bekeken (blog 1/3)
Author:
Ruud Bijnen
Met in eerste instantie het idee zelf wat te gaan leren als trainer, bezocht ik vele Eredivisietrainingen in het afgelopen seizoen. Het was een leuke reis die ik langs de velden maakte. Ik leerde er zeker wat, maar heel andere dingen dan vooraf gedacht. Hieronder een opsomming met bijzondere zaken die ik zag en meemaakte. In latere blogs ga ik inhoudelijk in op de trainingen.
De sfeer
Het is bijzonder te zien dat er grote verschillen zijn in de sfeer bij de clubs. Bij ADO zit je tussen mensen die geen blad voor de mond nemen en van alles naar de spelers roepen. De interactie is erg humoristisch op z’n plat Haags. Dit staat in schril contrast met de gemoedelijke rust bij Heracles bijvoorbeeld, waar kinderen en bejaarden in stilte op de tribune zitten. Het kwam ook voor dat ik in mijn uppie aan de zijkant van het veld stond. Bij Almere was ik de enige toeschouwer. De meeste bezoekers zag ik bij Feijenoord waar je geluk hebt als er een keer een training open is. En dan nog word je op ruime afstand van de spelers gehouden. Spelers werden daar met busjes gebracht en afgehaald. Het kwam op mij onpersoonlijk over. Bij eigenlijk alle overige clubs waren de spelers heel toegankelijk.
Wie bent u?
In alle gevallen moet ik een opvallende aanwezige geweest zijn. Aantekeningen makend tussen een handje vol bekende supporters of pers en soms dus helemaal alleen. En vaak ook heel dicht op het veld. Je ziet spelers en trainers kijken en denken, wie is die kerel? Het was onverwacht zeldzaam dat er iemand die op het veld een rol had zichzelf voorstelde en aan me vroeg wie ik was en wat ik kwam doen. Groenendijk bij ADO kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en kwam tijdens een pass- en trapvorm geleid door zijn assistent even naast me zitten. Zonder mij een hand te geven of zich voor te stellen, vroeg hij of ik van de komende tegenstander was. Ik reikte hem wel de hand, stelde me voor en vertelde dat ik kwam om wat te leren. Bij Heracles kwam assistent René naar me toe met uitgestoken hand. Hij stelde zich netjes voor en ook hij vroeg of ik van een tegenstander was. Op een steenkoude dag bij FC Utrecht kwam hoofdtrainer de Jong ook even een hand geven en dat deed hij ook bij een aantal andere supporters. Hij stelde zich echter niet voor. Waar ik mijn handschoen uittrok, hield hij hem aan. Ik zei alleen mijn naam en je zag zijn ogen vragen, “maar wat doe je dan hier”? Hij vroeg het niet. Verder groetten vele hoofd- en assistent-trainers me met een vriendelijk “goedemorgen”, dat wel.
Angst bij hoofdtrainers
Er bleek ook bij enkele trainers angst aanwezig, maar waarvoor? Zoals beschreven kwamen bij Heracles en ADO trainers naar me toe om te vragen wat ik kwam doen. Bij Sparta onder Dick Advocaat ging ik op een koude winterdag kijken. Ik was met maximaal 4 anderen in het stadion aanwezig. Ik maakte aantekeningen. Het was voor het eerst dat ik Advocaat aan het werk zag. Alle trainingen waren open tot dan toe. Toevallig of niet, de volgende dag werden op de website ineens diverse trainingen als besloten bestempeld. Op een zonnige voorjaarsdag bij Vitesse, waar toch zeker 50 mensen stonden, maakte ik een foto achter het doel waar men vrije trappen aan het oefenen was. Enkel om voor de fun naar een vriend te appen. Even later werden de oefeningen gestopt en kwam de materiaalman naar me toe om te vragen “of ik het allemaal kon zien”. Hij legde uit dat hij wel begreep dat ik een amateurtrainer was die wat wilde leren, maar dat Fraser de oefening had afgebroken omdat hij mijn gedrag “verdacht” vond. Hij dacht dat ik van de tegenstander was. En ook daar werden een week later de trainingen deels besloten gemaakt.
Spelers bekeken
De gemoedstoestand van de spelersgroepen was divers. Ik zag bij AZ verreweg de meeste gedrevenheid in de spelersgroep en het hoogste tempo. Bij NEC zag ik de meeste complexe oefeningen die ook nog eens zeer nauwkeurig werden uitgevoerd. De sprintoefeningen waren daar echt volle bak, wat ik nergens anders zag. Het enthousiasme spatte er in de partijtjes vanaf. Wellicht makkelijk als je eerste of tweede staat.
Ik heb me verbaasd over behoorlijk wat spelers die er duidelijk de kantjes van afliepen en daar alle ruimte voor kregen. Het besef dat er tienduizenden getalenteerde en minder getalenteerde een moord zouden doen om in hun positie te staan, lijkt ver te zoeken. De ergste werden overigens midden seizoen weg getransfereerd en in hosanna aangenomen bij andere ploegen in de onderste regionen. Ze stonden direct in de basis bij hun nieuwe club. Vragen die clubs niet na wat ze in huis halen? Hoe ergerlijk moet het zijn om daar als speler mee te moeten werken? Wat doet dat met de sfeer in een ploeg? Assistent trainers hadden duidelijk geen grip op deze jongens. Natuurlijk, want ze staan er toch wel in. Instructies werden gewoon niet uitgevoerd.
Nog zoiets: ellenlange discussies over wie er in het midden moet in dure trainingstijd. Het spel ligt gewoon stil een minuut lang, terwijl de heren niet in het midden willen. Ballen die een meter buiten het veld gaan, maar de trainer laat toch gewoon doorgaan. En het wordt allemaal toegestaan door de trainers terwijl er zichtbare ergernis is onder diverse spelers.
Bestuurlijk
Hierboven gaf ik al aan dat ik me verbaasde dat er spelers zijn die bij de éne club nagenoeg uitgespuwd werden en toch elders weer werden aangenomen. Bij diverse clubs was de technisch directeur (TD) regelmatig toeschouwer bij de trainingen. Zij zijn ook verantwoordelijk voor het aanstellen van de trainers. Ik lijk in ieder geval stukken kritischer te kijken in de richting van de hoofdcoaches dan deze heren. Want nergens zag ik een signaal dat er gewerkt werd aan verbetering van de trainingen. Maar als je de historie van de trainers en TD-en bekijkt dan blijkt dat veel paden van deze mensen elkaar in het verleden kruisten. Samen gevoetbald, komt vaak voor. Lastig om de hoofdtrainer dan aan te spreken op de geleverde kwaliteit? Ik zag ook een TD die gezellig bij zijn club in de dug-out ging zitten “buurten” met spelers en trainers. Samen lachen terwijl het op het veld voor zijn neus letterlijk een ongeorganiseerd zooitje was om maar niet te spreken van de stand op de ranglijst. En dan was daar nog FC Twente die 3 trainers liet passeren dit seizoen. Ik zag zowel Hake, Verbeek als Pusic trainingen geven. In de basis veranderde er op de trainingen helemaal niets. Onvoorstelbaar toch? Andere trainers maar geen verandering noch vooruitgang. Voor mij geen verrassing dat het uiteindelijk misging. Hetzelfde geldt voor Sparta dat Advocaat als vervanger voor Pastoor binnen haalde. Op het trainingsveld was zeker geen vooruitgang zichtbaar, wel een heel andere aanpak.
Supporters bemoeienis
Nog een opvallende situatie: Voorafgaand aan een zeer belangrijke wedstrijd (de laatste training ervoor) spraken drie leden van de supportersvereniging eerst met de trainer. Vervolgens spraken ze de spelersgroep toe. Wat er gezegd werd, kon ik niet horen. De trainer stond echter tussen de supporters tegenover zijn spelers en niet tussen of achter zijn spelers. Dat vond ik niet het juiste gebaar van de trainer. Hij moet zijn spelers steunen en niet de supporters volgens mij. Nu kwam het op mij over alsof de hoofdtrainer met de supporters de spelers aan het toespreken waren.
Trainingsinhoudelijk
Een goede oefensessie is meer dan alleen een leuke oefening uitzetten, aan de gang helpen en de regels bewaken. Het leek er bij vele trainingen toch verdacht veel op dat het nauwelijks verder ging dan dat. Over de trainingsaanpak is zo veel te zeggen dat ik besloten heb daar een blog of 4 aan te gaan wijden. Ik zal beschrijven wat ik aantrof en hoe het beter kan en moet. Onder de naam “De staat van de Eredivisie in 50 trainingen” zal ik de blogs presenteren. Zaken die aan bod komen zijn o.a: Hoe was de samenwerking tussen de trainers? Hoe was de didactiek? Welke inhoudelijke en specifieke aanwijzingen kregen spelers? Werd er consequent en gestructureerd gewerkt?
Recent Comments