๐—ฉ๐—ฎ๐—ป ๐—ฝ๐—ฎ๐˜€๐˜€๐—ถ๐—ฒ๐˜ƒ๐—ฒ ๐˜๐—ผ๐—ฒ๐—ธ๐—ถ๐—ท๐—ธ๐—ฒ๐—ฟ ๐—ป๐—ฎ๐—ฎ๐—ฟ ๐—ธ๐—ฎ๐—ป๐˜€๐—ฟ๐—ถ๐—ท๐—ธ๐—ฒ ๐—ฐ๐—ผ๐—ฎ๐—ฐ๐—ต โ€“ ๐—ฑ๐—ฒ ๐—ป๐—ถ๐—ฒ๐˜‚๐˜„๐—ฒ ๐—ฟ๐—ผ๐—น ๐˜ƒ๐—ฎ๐—ป ๐—ฑ๐—ฒ ๐—ฎ๐˜€๐˜€๐—ถ๐˜€๐˜๐—ฒ๐—ป๐˜ (dl 2/4)

Dit is het tweede van een serie van vier artikelen over methodes waarmee assistenten van de hoofdtrainer effectiever spelers naar een hoger plan kunnen brengen. De aanleiding voor het beschrijven van deze methodes komt voort uit observatie van vele trainingen en de rol die met name assistenten tijdens de trainingen invullen. Die was zeer beperkt. Dat moet anders kunnen was de gedachte.

In het vorige artikel werd een algemene werkwijze beschreven van het verbeteren van individuen door een assistent. In dit schrijven wordt specifiek ingegaan op het coachen van een centrumspits bij een partijspel 11vs11 dat door de hoofdtrainer als geheel begeleid wordt. Eรฉn element van de nummer 9 wordt uit de analyse gehaald. Daar gaat de assistent mee aan de slag. Wat bespreekt hij met de speler? Wat zegt hij op het veld? Waar kiest hij positie? Welke variabelen in de omgeving van de spits zijn het meest relevant? Het proces van het begeleiden van een individu wordt in zijn geheel onder de loep genomen.

Nog even terug naar het eerste artikel: Er zijn zes stappen te benoemen in het gehele proces van begeleiding van een individu.

  1. Analyseren van wedstrijd(en) en training(en)
  2. Bespreken van deze analyse
  3. Bespreken van de aanpak op het veld
  4. Voorbereiden door de coach wat gezegd/gevraagd wordt op het veld dat raakt aan het probleem (en eventuele afstemming op een specifieke oefening)
  5. De werkelijke coaching op het veld
  6. Evaluatie

Voorbeeldanalyse van een centrumspits

Er zijn vele variabelen die een coach kan bekijken als hij analyseert. Er wordt alleen gekeken naar het aanvallen in dit geval en niet naar het verdedigen of de omschakelmomenten. Om een voorbeeld te maken, geven we een aantal zaken m.b.t. de teams een vaste waarde:

  • De formatie waarin het eigen team speelt is 1-4-3-3 met de punt naar voren.
  • De tegenstander verdedigt in 1-4-4-2 in zone.
  • Buitenspelers eigen team komen vaak naar binnen als de backs opkomen zeker aan de kant waar de bal is.

De spits waar over gesproken gaat worden, is snel en heeft een zuivere afwerking met kracht. Een 1 tegen 1 actie is een minder sterk punt van hem. Wel kan hij goed koppen.

Uit de analyse komt naar voren dat de spits betrekkelijk weinig scoort en ook een lage score heeft in de statistiek โ€œExpected goalsโ€. Hij komt dus niet echt in goede scoringsposities. Wel geeft hij af en toe een assist waarmee hij anderen kansen biedt. Wordt er wat verder gekeken dan blijkt dat, bij balbezit van de verdedigers of middenvelders van het eigen team rond de middellijn, een verbeterpunt te liggen. De spits vraagt op die momenten vaak de bal aan de kant van de as waar de bal is. Hij doet dat met de rug naar het doel tussen de linies, waar niet echt zijn kracht ligt. Hij maakt wel loopacties in de diepte. Zijn snelheid is daarin een wapen. De bewegingen zijn echter veelal van het doel af waardoor hij niet in scoringspositie komt, maar wel achter de laatste linie van de tegenstander in balbezit.

Gezien zijn snelheid en zuivere afwerking van de nummer 9 (rechts maar ook goed met links), wil de staf hem juist voor het doel hebben en dan liefst met loopacties richting het doel. De startposities van de loopacties en – richting moeten veranderd worden om daarin vooruitgang te boeken. Daarmee wil de assistent aan de slag gaan. Hij heeft bedacht welke variabelen in de omgeving voor de spits van belang zijn voor de afmaker. Deze zet de coach in een schema en noemt dit het โ€œbelangen-schemaโ€ voor – in dit geval – de spits. In figuur 1 is dit zichtbaar gemaakt.

Belangenschema voor een centrumspits
Figuur 1: Belangenschema voor de centrumspits

Belangrijke gegevens voor een spits (uitleg figuur 1)

In dit geval is het belangrijkste gegeven waar de speler bewust van moet zijn de as (zwart stippellijn in het schema). In de analyse is zichtbaar dat de betreffende speler de bal meestal vraagt aan de kant van de as waar de bal is. Per definitie is dat zelden een goede startpositie om een loopactie te maken richting het doel van de tegenstander. Je kunt dan niet in รฉรฉn blik het doel en de bal zien bijvoorbeeld. Positie kiezen aan de andere kant van de as dan waar de bal is, past een spits die wil scoren een stuk beter. Zo kom hij altijd in een hoek met het doel uit, waarbij scoren eenvoudiger is en heeft hij wel tegelijk het doel en de bal in het oog.

Verder is de afstand tussen de achterste verdediger en de keeper een belangrijke waarde (pijl parallel aan de as), zeker voor een speler die diepte-loopacties wil maken. Een spits wil weten hoeveel ruimte er is tussen de keeper en de laatste linie omdat het de belangrijkste ruimte is om aan te vallen. Is de ruimte (te) klein dan hebben loopacties in die ruimte niet veel zin omdat de keeper de bal dan gemakkelijker kan oppikken, zeker in de as van het veld. De diepte ingaan bij een kleine ruimte tussen keeper en verdedigers kan wel zinvol zijn aan de andere kant van de as dan waar de bal is. De keeper staat namelijk meestal aan de balkant van het veld. Hij heeft daarom veel meer tijd nodig om een bal contrakant as te kunnen onderscheppen.

De ruimtes tussen de afzonderlijke verdedigers in de laatste linie is eveneens een belangrijk gegeven voor een spits. Zeker als er medespelers zijn die de bal goed tussendoor kunnen steken. Om deze ruimtes te kunnen overzien, is het ook beter aan de contrakant van de as (t.o.v. de bal) positie te kiezen. Vervolgens is de afstand tussen de spits zelf en de laatste linie ook een belangrijk gegeven. Een 9 moet kunnen starten en snelheid maken voordat hij buitenspel staat. Daar is wat ruimte voor nodig. Ook hier geld dat contrakant as helpt om een beter overzicht te hebben m.b.t. de buitenspel lijn. Uiteraard kan snelheid ook in de breedte van het veld gemaakt worden op de rand van buitenspel.

De tegenstanders waar een spits het meest mee te maken krijgt zijn de centrale verdedigers. Hun posities, maar ook in welke richting ze gedraaid staan en welke kant ze op bewegen, zijn uiteraard belangrijk om als spits te zien en er tegelijk wat mee te doen. Staat de aanvaller ten opzichte van de bal achter hen beide, dan heeft hij dat overzicht automatisch. Anders zal hij moeten scannen om te zien wat de positie is ten opzichte van zichzelf. In de rug staan van verdedigers is in alle gevallen ook lastig voor hen. Dat is een bijkomend voordeel.

Tot slot is in dit geval de positie van de nummer 10 belangrijk om te weten. De spits en de aanvallende middenvelder moeten elkaar de ruimte geven en niet dezelfde loopacties maken. Daarbij heeft de achterste speler ten opzichte van de bal de verantwoordelijkheid om te anticiperen op de ander – of om de ander te coachen – omdat hij het beste overzicht heeft.

In het schema zijn ook de spelers van de tegenstanders omcirkeld die tussen de bal en de spits in staan. Het bepaalt de positionering van de spits als hij aangespeeld wil worden over de grond. Gaat hij zich contra-as positioneren dan worden deze van minder belang.

Bespreken met de spits

Bovengenoemde variabelen zijn zaken waar een gewenste goaltjesdief zich bewust van mag zijn. Naast de analyse โ€œde startpositie van de loopactie richting doel tegenstander willen we veranderenโ€, is het belangenschema een mooi onderwerp om met de spits te bespreken voordat de assistent hem op het veld gaat begeleiden. Het geeft houvast aan de analyse en duidelijkheid waarom dat bepaalde afstanden et cetera belangrijk zijn in het veld om meer kans te krijgen tot scoren.

De coach vraagt in het gesprek aan de spits of hij zich herkent in de analyse en of hij bereid is te werken aan het verbeterpunt. In dit geval stemt hij direct in. Maar het kan ook zijn dat een speler met argumenten komt om het niet te doen, of juist anders te doen. Een assistent kan dit het beste serieus aanhoren en soms misschien even laten rusten en erover nadenken. Heeft de speler misschien gelijk? Is zijn visie (ook) kloppend? Of is er iets dat weerstand oproept voor de nummer 9 in het meewerken aan de verbetering? Zoek uit waar de houding vandaan komt. Soms kan het helpen om beelden van een professioneel voorbeeld te laten zien om een speler te overtuigen dat het de beste weg is. Weet welke topspeler(s) hij als voorbeeld ziet of waar hij fan van is. De vraag โ€œWat wil je? Een meer scorende spits worden of af en toe een assist blijven geven?โ€ is een belangrijke in het proces. Scoren is belangrijk voor een 9 en daar energie op richten lijkt altijd zinvol.

Vragen of voorzeggen?

Als de speler het eens is met de analyse en wil werken aan zijn verbetering dan is de volgende vraag hoe dat op het veld vormgegeven gaat worden. Wat wil de speler daarin? Wil hij informatie krijgen in vragende vorm of wil hij horen in aanwijzende vorm wat er gedaan moet worden? In dit voorbeeld kiest de speler voor de eerste optie. Dat lijkt ook een betere vorm omdat het de speler aan het denken zet. Het is geen instructie geven of voorzeggen, al zijn er situaties denkbaar waar dat in beginsel wel kan helpen. Het vraagt minder nadenken en meer uitvoeren. Soms is dat prettiger voor een speler. Voordeel van de vragende manier van sturen is echter: het geeft de tegenstander minder informatie. Ook al is het maar een training: een coach ziet graag natuurlijk gedrag van spelers in de oefenvormen.

Voorbereiden van de aanwijzingen

Het is belangrijk om goed te weten waar de coach op gaat letten en wat hij gaat zeggen in welke situaties. Het moet passen bij de doelstelling โ€œde startpositie van de loopacties richting doel tegenstander verbeterenโ€ zodat er meer scoringskansen ontstaan. De belangrijkste factoren zijn dat de spits in de best mogelijke hoek uitkomt voor het doel en dat hij zijn snelheid optimaal weet te benutten. Over het algemeen zal hij dan aan de contrakant van de as moeten starten ten opzichte van de bal. Vragen die daar bij te stellen zijn: โ€œHeb je overzicht waar je staat? Zie je het doel en de bal? Kom je nu met een loopactie goed uit om te scoren? Waar ligt de ruimte voor de loopactie nu? Heb je ruimte om snelheid te maken zonder buitenspel te staan? Volgt je directe tegenstander jou en welke mogelijkheden biedt dat? Is de ruimte tussen verdediging en keeper groot genoeg om diep te gaan? Is er ruimte voor je medespeler om een bal te steken? Hoe kun je jezelf nu beter positioneren? Hoe kun je ruimte voor jezelf creรซren richting het doel? Hoe kun je spelers weglokken zodat ruimte ontstaat? Kijk over je schouder.โ€

Positie kiezen van de assistent
Figuur 2: De positie van de assistent tijdens de training

Op het veld

De aandacht zou in eerste instantie gegeven kunnen worden aan de positionering aan de andere kant van de as dan waar de bal is. Dat vergt geduld van een speler en focus op het komen in scoringspositie. Het gaat dan minder om het meevoetballen. Dat is een eenvoudig en klein te benoemen aspect in dit geval. Een mooi onderdeel daarom om mee te starten. Wat doet het met de speler om daar aandacht aan te geven? De begeleider zou ook nog contact kunnen zoeken met enkele middenvelders om aan te geven dat de spits gecoacht wordt op een andere positionering. Het betekent dat zij hem op een andere manier gaan aanspelen. Het kan een andere manier van voetballen gaan betekenen vooral voor de nummer 10. Hij zal daardoor โ€“ als alles goed gaat – meer ruimte gaan krijgen tussen de linies aan de balkant van de as. Het zijn zaken die ook even benoemd kunnen worden voordat met de coaching van de spits begonnen wordt. Maar ook hier heeft een coach de vrijheid om het eerst te laten gebeuren en bekijken hoe spelers erop reageren. Het kan ook op onbegrip stuiten bij ploeggenoten naar de spits toe omdat hij wat anders doet dan zijn medespelers gewend zijn.

Evaluatie

Het aanspreken van de spits op zijn positionering vergt een logisch spelinzicht van de assistent. Hij moet vanuit zijn positie zien wat de spits niet ziet en hem daar bewust van maken. De juiste vragen moeten gesteld worden. En dat op een manier die voor de speler raakt en verandering in gang zet. Dat vergt oefening, geduld, observeren van de speler, gesprekken met de spits, soms bijsturing in de aanpak en waar mogelijk meten wat het resultaat is. Op alle benoemde aspecten van het proces kan bijsturing nodig is. Was de analyse goed? Kan de assistent de speler bereiken? Doet de speler wat met de aanwijzingen? Zo nee, waarom niet? Is het doel wellicht te breed geformuleerd? Zijn er momenten dat het duidelijk beter gaat? Voelt de speler zelf verbetering? Matcht dat met het beeld van de staf? Er zijn nog meer vragen te bedenken. Ze mogen door de assistent aan hemzelf gesteld worden of hardop uitgesproken richting de speler of de staf. Zoals in elke club of vereniging waar het belangrijk is om spelers te laten groeien, moeten staf en voetballers constant bekijken waar zaken anders moeten of beter kunnen om wel of meer vooruitgang te kunnen boeken. Als een assistent goed weet welke verandering gewenst is en dit kan vertalen naar de juiste vragen en woorden richting de spits op het veld, dan is er een grote kans van slagen.

Ook in kleinere partijvormen en positiespelen kan het proces toegepast worden. Zolang een spits een doel heeft, kunnen er duidelijke aanwijzingen gegeven worden. Afmetingen van het veld, soms de doeltjes en de hoeveelheid tegenstanders veranderen. De vragen kunnen veelal hetzelfde blijven. Belangrijk is in ieder geval dat er enige tijd consequent aan kleine onderdelen gewerkt wordt, meerdere trainingen achter elkaar. Alleen dan zal het blijvend duurzaam effect hebben. Check wel regelmatig de motivatie daarvoor bij de speler.

In het volgende artikel werd aan verdediger Damon Mirani (momenteel centrale verdediger bij Heracles) wat zijn ervaring is met de begeleiding door assistenten. Hij kende 11 hoofdtrainers en circa 16 assistenten tijdens zijn profleven in 11 seizoenen waarin hij al circa 350 wedstrijden speelde. Wat is de rol gemiddeld genomen van assistenten volgens Mirani en waar is ruimte voor groei wat hem betreft. Hij las de eerste twee artikelen mee en gaf er zijn reactie op.